De Legende van de Hunebedden

De reis die Maria maakt is een herinnering aan het feit dat de provincie Drenthe slechts één hoofdstuk is in een veel groter boek. Door haar verkenningen bouwt Maria bruggen tussen culturen en tijdsperioden en laat zien dat een provincie als Drenthe, verbonden is met de Hunebedden en dat deze ‘mega grote’ stenen dezelfde verhalen vertellen als die over de hele wereld bekend zijn. Dit verhaal hoopt de lezer aan te moedigen om verder te kijken dan de bekende en bestaande geschiedenis en om andere culturen te verkennen, maar vooral om de waarde in te zien van het behouden van deze oude Hunebedden en hun onzichtbare verbindingen.

Dit verhaal is zowel voor degenen die al van de Hunebedden houden als voor nieuwe ontdekkingsreizigers. Oudere lezers, vooral degenen met een diepe band met Drenthe en een fascinatie voor de Hunebedden, zullen waarschijnlijk veel weerklank vinden in dit verhaal. Hopelijk zullen zij het respect en de verwondering waarderen die Maria voor deze oude stenen brengt, evenals de manier waarop haar verhaal hun betekenis vergroot, door ze te verbinden met andere monumentale locaties over de hele wereld.

Inhoud:

1: De Reis Begint

2: De Legende van de Hunebedden   

3: De Stenen van Stonehenge

4: Reuzenstenen over de hele Wereld

5: Reis naar Griekenland           

6: Grootvaders Stenen                                                            

7: Herinneringen aan het Verleden            

8: Het Geschenk van de Hartsteen          

9: Terugkeer naar de Hunebedden          

Hoofdstuk 1.  De reis begint

Maria schoof rusteloos op haar stoel, haar gezicht tegen het raam van de auto gedrukt, terwijl velden en stille bossen voorbij vaagden. Het rustige platteland van Drenthe, een provincie in het noorden van Nederland, leek zich eindeloos uit te strekken, met lage heuvels en graslanden bezaaid met wilde bloemen en stevige eiken. Het was laat in de zomer en de lucht voelde dik aan van de hitte, die de belofte van avontuur in zich droeg. Maria stond op het punt de Hunebedden te bezoeken: eeuwenoude stenen graven, gebouwd van grote zwerfkeien, achtergelaten door mensen die duizenden jaren geleden in dit land hebben rondgelopen. Mara had er wekenlang over gelezen en afbeeldingen en plattegronden bestudeerd, maar niets had haar kunnen voorbereiden op het gevoel van mysterie dat nu de lucht vulde, toen ze de locatie naderden.

“Mama, hoe lang nog?” vroeg ze, terwijl de opwinding opborrelde en ze een smalle grindweg op reden, in de schaduw van een bladerdak.

“Nog maar een paar minuten, Maria,” antwoordde haar moeder glimlachend, “Je herkent het meteen.” Plotseling was het daar: een massief, verweerd stenen bouwwerk dat op een kleine, open plek uit de aarde oprees. Het zag er uit als een oeroude reus die in slaap gevallen was, een overblijfsel uit een andere wereld die hier standvastig en onbewogen gebleven was. Maria stapte uit de auto en voelde de warme zon op haar gezicht, terwijl ze de omgeving in zich opnam.               

Het Hunebed was adembenemend. Enorme stenen waren zorgvuldig gerangschikt. 

“Als in de vorm van een groene iglo”, dacht Maria, “of misschien was het een reuze schildpad”. De stenen waren ruw en grijs, bezaaid met groene mos en korstmossen. Maria liep dichterbij en streek met haar hand over het stenen oppervlak. Het was koel onder haar vingers, maar toen ze haar handpalm erop drukte, voelde ze een zwak zoemend gevoel, alsof de steen een diepe, eeuwenoude energie bevatte.

Haar moeder kwam dichterbij en glimlachte om Mara’s verrukte uitdrukking. “Weet je, deze stenen werden niet zomaar willekeurig geplaatst.” “De dekstenen – deze grote, platte stenen bovenop – zijn exact in evenwicht, doordat ze met de kleinste punten van de bovenste stenen, op de onderste stenen geplaatst zijn.”

Mara’s ogen werden groot van verwondering en ze hurkte neer om de stenen van dichterbij te bekijken. Het leek onmogelijk dat zoiets groots, zo nauwkeurig kon worden geplaatst. “Balanceren ze op die kleine punten?” vroeg ze vol ontzag. “Hoe konden die eenvoudige boeren mensen, die niet eens machines hadden, dat doen?”

Haar moeder knikte. “Dat is een van de mysteries; archeologen geloven dat deze bouwwerken zijn gebouwd door de ‘Bekermensen’, de eerste boeren in Drenthe, die hier ongeveer 4.000 jaar voor Christus kwamen wonen. “Ze leefden eenvoudig, van landbouw en een kleine veestapel met runderen en geiten en ze zijn alleen bekend om hun manier van pottenbakken of het maken van hun bekers en toch hebben ze dit gebouwd.”

Mara fronste terwijl ze naar de stenen staarde. Ze wist van het Beker-volk. Ze hadden aardewerk van klei en gereedschap van vuursteen achtergelaten, als kleine fragmenten van hun leven. “Maar boeren”, dacht ze, “zouden toch nooit in staat zijn geweest om zoiets perfect op elkaar af te stemmen?”

‘Geloof je echt dat zij het waren, Mam?’ vroeg ze, met een vleugje scepsis in haar stem.         ‘Ik bedoel… het waren boeren, maar deze stenen zijn zo groot en staan ​​precies op één lijn met de zon en de sterren. “Hoe hebben ze dat dan ooit kunnen doen?” “Ik bedoel, dat moeten dan toch reuzen van boeren zijn geweest!?”

Haar moeder glimlachte vertederd naar haar. ‘Het lijkt hun capaciteiten te boven te gaan, nietwaar? Maar de geschiedenis zit vol verrassingen, Mara. “Soms ontdekken mensen dingen vóór hun tijd, dingen die zelfs wij vandaag de dag niet kunnen verklaren.”

 “Hoeveel van die Hunebedden zijn er eigenlijk in Drenthe, Mama?”

‘Alleen al in Drenthe zijn er tweeënvijftig Hunebedden,’ antwoordde haar moeder, terwijl haar ogen de open plek afspeuren. “Ze zijn elk genummerd, van D1 tot D52, en ze staan allemaal in dezelfde oost-west-richting, want je weet toch uit welke richting de zon op komt, Mara?”

“Zeker, uit het Westen!”, want dat is aan mijn linkerkant, zegt Mara eigenwijs”. 

Haar moeder lacht: “Nee, Mara, de zon komt op in het Oosten!”

“De zon komt ‘s morgens op, in het Oooooosten,” zei mamma lachend. “En zooooo kun je dat onthouden, lieverd”.

Mara’s blik volgde de rij stenen en haar verbeelding sloeg op hol. Alle tweeënvijftig Hunebedden stonden in de richting van de zon, alsof ze al 6000 jaar stonden te wachten tot iemand hun mysteries zou ontsluieren. Ze keek omhoog langs de stenen, naar de glooiende heuvelrug van de Hondsrug, een lange heuvel die zich uitstrekte over het landschap, van noord naar zuid, bijna als een ruggengraat voor het oude land.

“Waarom hebben ze voor de Hondsrug gekozen?” vroeg ze, terwijl ze een groeiend gevoel van ontzag voelde.

“De Hondsrug ontstond aan het einde van de laatste ijstijd”, legt haar moeder uit. “Het is een van de hoogste gebieden van Drenthe. Ze zeggen dat deze stenen met de smeltende sneeuw via Noorwegen en Zweden meekwamen als ‘zwerfkeien’.

“Wanneer was het einde van de ijstijd dan?”, vroeg Mara. “Hele goede vraag!” antwoordde haar moeder: “Dit was ook rond 5000 jaar voor Christus, in dezelfde tijd dat de Mammoeten verdwenen en de Hunebedden werden gebouwd. 

Mara knikte wel aandachtig, maar luisterde nog maar half. Haar geest bruiste van allerlei vragen en chaotische beelden. De gedachte dat andere mensen duizenden jaren vóór haar, ook op deze plek hadden gestaan ​​en naar hetzelfde landschap, dezelfde zon en dezelfde sterren hadden gekeken, was duizelingwekkend. 

“Op een dag zal ik erachter komen wie deze Hunebedden werkelijk hebben gebouwd, Mamma, en ook waarom.” ‘Dat zal geweldig zijn Mara, zei Mamma, de stenen hebben lang gewacht op iemand die wilde luisteren.”

Hoofdstuk 2.  De Legende van de Hunebedden

Die avond nestelde Mara zich in de grote stoel bij het vuur in hun knusse huisje, haar geest nog steeds gevuld met de beelden van de Hunebedden en het gevoel van die eeuwenoude stenen onder haar vingertoppen. Haar Grootmoeder zat naast haar, haar handen om een ​​dampende mok thee gewikkeld en een zachte, veelbetekenende glimlach op haar gezicht.

‘Oma Liesbeth’ was altijd Mara’s favoriete persoon geweest om over mysteries te praten, en vanavond voelde het als een perfect moment om vragen te stellen. Het huisje was stil en warm, met het zachte geknetter van het vuur en de zwakke geur van dennenbomen die de kamer vulden. Buiten was het stil, alsof de wereld zelf mee luisterde.

Oma keek over haar kopje naar haar kleindochter. “Wat vond jij vandaag van de Hunebedden?” Mara’s ogen lichten op en ze boog zich gretig naar voren. “Het was geweldig, Oma!” Ik dacht dat ik begreep hoe ze er uitzagen, maar toen ik ze in het echt zag… voelde het alsof de stenen leefden, …en ze zijn zo perfect geplaatst! “Ik kan niet geloven dat boeren van duizenden jaren geleden zoiets konden bouwen,… onmogelijk!”

Oma grinnikte en zette haar mok neer. “Ja, die boeren waren kundig, nietwaar?” Maar er zijn er velen die denken dat ze onderweg hulp hebben gehad. “Zie je, Mara, die stenen maken al deel uit van dit land zolang iemand zich kan herinneren, maar er zijn legendes die zeggen dat alleen reuzen zoiets groots hadden kunnen bouwen.”

“Reuzen?” Mara’s hart sloeg een slag over, toen ze terug dacht aan de massieve stenen die met zoveel precisie waren gestapeld en zo zorgvuldig op die kleine punten waren gebalanceerd. Ze zag het voor zich: de eindeloze bossen van Drenthe, lang geleden, echoënd van de geluiden van deze machtige wezens, Reuzen die de zwerfkeien optilden alsof het kiezelsteentjes waren, keien van zoveel ton, dat zelfs moderne machines ze met moeite zouden kunnen optillen.

“Ja, Reuzen,” zei Oma, terwijl haar ogen fonkelden van dezelfde opwinding die Mara voelde. “De mensen hier noemden ze vroeger de ‘Huynen’, dat waren Reuzen die door het land zwierven en Hunebedden bouwden om hun plaats op aarde te markeren en hun voorouders te eren. Sommigen geloven dat ze een speciale kennis van de aarde en de sterren hadden. “Ze begrepen dingen die zelfs wij zijn vergeten.”

Mara’s gedachten raasden: ‘Maar wie waren dat? “Waren ze… echt?”

Oma Liesbeth keek nadenkend, alsof ze afwoog hoeveel ze moest zeggen. “Nou, het hangt ervan af aan wie je het vraagt, maar als je het mij vraagt waren ze net zo echt als jij en ik, maar dan langer!” Oma gaf Mara een knipoog en Mara schaterde het uit: “Natuurlijk, zo raar is het helemaal niet dat er “Reuzen” bestaan zouden hebben!” “Net als Dinosauriërs en de Mammoeten, die zo reuzegroot waren, is alles gewoon kleiner geworden!”

Mara gaf Oma een zoen op haar wang, voordat ze glimlachend de trap op liep, naar haar slaapkamer. Gerustgesteld, dat ze niet meer de enige was die in Reuzen “geloofde”.          Als Oma Liesbeth erin geloofde, dan waren deze grote mensen misschien toch echt geweest.

Een week later kwam Oma bij hen op bezoek: Mara had ondertussen nog een paar brandende vragen voor Oma bedacht: “Oma, zijn er nog meer van dit soort plekken?” “Andere plaatsen met gigantische stenen?” vroeg Mara, terwijl ze ongeduldig van haar ene been op de andere huppelde, nauwelijks in staat om op het antwoord te wachten. 

Oma Liesbeth’s glimlach werd dieper. “Ja, Mara, de Hunebedden zijn slechts een onderdeel van een veel groter mysterie.” Deze stenen zijn over de hele wereld te vinden. “Ze bouwden dit soort constructies in landen als Noorwegen, Griekenland, Ethiopië en zelfs op afgelegen eilanden zoals Paaseiland, ver over de oceaan.”

Mara’s ogen werden groot toen ze zich een enorm, eeuwenoud netwerk van stenen markeringen voorstelde die zich over de hele wereld uitstrekten. Ze stelde zich deze bouwers voor van zo lang geleden, verspreid over continenten, maar op de een of andere manier met elkaar verbonden. “Dus… het is alsof ze allemaal deel uitmaakten van één groot plan?”

Oma knikte, haar ogen ver weg, alsof ze iets zag dat alleen zij kon begrijpen. “Ja, mijn kind, sommigen zeggen dat deze oude mensen zich lieten leiden door de sterren.”                             Ze volgden patronen die hen met de hemel verbonden, waarbij ze het land markeerden met stenen die op één lijn stonden met de zon en de maan, en waarschijnlijk ook met de sterren. 

“Ik denk dat veel mensen zijn vergeten naar de lucht te kijken, vooral in de grote steden, waar de sterren verborgen zijn door licht.” Mensen zijn de maan en het kijken naar de sterren vergeten, maar jij, Mara, jij bent anders. Je hebt altijd omhoog gekeken, je hebt je altijd dingen afgevraagd. “Zolang er mensen zoals jij zijn, zullen de sterren hun geheimen blijven fluisteren, net als de stenen.” 

Hoofdstuk 3.  De Stenen bij Stonehenge

Sinds Mara’s eerste bezoek aan de Hunebedden was ze nog meer gefascineerd geraakt door oude mysteries en las allerlei boeken over vroege culturen en hun symbolen, ‘megalitische’ monumenten en hun verbindingen met de aarde. Nu had haar school een excursie aangekondigd naar Stonehenge en ze was heel enthousiast geworden bij het idee om deze beroemde stenen, die tien keer zo groot waren als die van de Hunebedden, met elkaar te kunnen vergelijken. 

Maar niets van wat ze had gelezen had haar kunnen voorbereiden op het gevoel om tegenover de omhoog torende stenen te staan. Als ze omhoog keek werd ze duizelig van de hoogte, alsof ze ineens boven op de steen stond, in plaats van met haar beide voeten op de grond. De grote stenen van de oude cirkel rezen als enorme brede pilaren uit de aarde, stevig en toch met een zweem van mysterie, alsof de stenen aan de randen vervaagden.  Als een enorme stille klok die ooit de tijd had bijgehouden via de sterren en de zon, waarbij de grote stenen duizenden jaren lang hun energie hadden opgevangen en vastgehouden.

Mara luisterde aandachtig naar hun gids, juffrouw Taylor, die geschiedenis en theorieën rond de evolutie van de aarde probeerde uit te leggen: “De zon is ook een grote ster, in plaats van alleen maar een enorme ‘bol of planeet, waar een enorme vlammenzee uit voortkomt”. Dat betekent dat de zon een uitdovende ster is, die er op een dag niet meer zal zijn!                Die grote zon, die voor altijd aan de hemel lijkt te staan, wordt vanuit het Universum gezien als een ‘dwergster’ of ‘een kleine dwerg’, ten opzichte van nog veel grotere sterren! De zon is ongeveer 4,6 miljard jaar geleden ontstaan en heeft gelukkig nog even zoveel miljarden jaren te gaan, vertelde de gids verder, terwijl ze de groep aankeek, alsof ze goed nieuws zat te vertellen: “maar als hij uiteindelijk dooft, wordt hij door de hitte eerst groter en wordt een ‘rode reus’, voordat hij sterft, gehuld in nevelen en rook, als “een witte dwerg”.

Mara kon het niet nalaten om haar vraag luidkeels uit te roepen: “Dus daar komen die sprookjes over reuzen en dwergen of kabouters vandaan?” Iedereen van de klas moest lachen, maar juffrouw Taylor leek een beetje van haar stuk gebracht, door de onverwachte vraag van Mara, waar ze zo gauw geen antwoord op wist. 

“Mensen uit de oudheid geloofden diep in de kracht van de zon en de cycli van de seizoenen”, vertelde juffrouw Taylor onverstoorbaar verder, “Stonehenge is afgestemd op de zonnewende: als de zomer begint op 21 juli, komt de zon precies op één lijn met de ‘Heelsteen’ te staan, de grote steen, die je bovenop de andere twee ziet liggen, gevormd in de vorm van een hoefijzer, waardoor de zon het licht precies door het midden van het monument werpt. Het is fascinerend hoe de prehistorische bevolking heeft kunnen berekenen dat op die dag, als de zon op zijn hoogste punt is om 12 uur ‘s middags, hij ook op het hoogste punt van het Noordelijk Halfrond ligt, gelijktijdig met het Zuidelijk Halfrond, waardoor het op de ene helft van de aarde dag is en licht en het op de andere helft van de aarde nacht is. Het is alsof je een appel doormidden zou snijden van noord naar zuid! De groep scholieren waren met stomheid geslagen en bleven geboeid naar juffrouw Taylor luisteren: 

“Het ongelooflijkste is dat het middelpunt tussen de beide punten- van het Noordelijk en Zuidelijk Halfrond-, wordt bereikt op 21 juni, als de zon precies loodrecht boven de evenaar staat, alsof je de appel opnieuw doormidden snijdt,maar dan van oost-naar west! En deze ‘omkering van de zon’ gebeurt  op de ons bekende ‘Kreefts-keerkring’ van het Noorden en ‘Steenboks- keerkring” in het Zuiden! waarbij de zon als het ware keert tijdens de zonnewende. “Dat moeten dan wel hele grote reuzen geweest zijn, als ze dat perspectief hadden op de aarde”, bedacht Mara, maar die gedachte hield ze maar voor zichzelf.

‘Voor zover wij weten,’ vervolgde juffrouw Taylor, ‘is Stonehenge misschien een plaats geweest voor aanbidding en ceremonies. Bijeenkomsten van mensen die in kleine stammen leefden, waar drie dagen en drie nachten lang feest werd gevierd rond het open vuur. Ze hadden acht van deze natuurfestivals per jaar, verdeeld in vier maan- en vier zonne- festivals, afhankelijk van de cycli van de seizoenen. “Ze vereerden ook bomen, stenen en rivieren en zagen alles in de natuur als onderdeel van een verbindend web.”

Mara’s nieuwsgierigheid werd groter. Ze begreep hoe de verschillende stammen zich zouden verzamelen, zoals ze nog steeds deden tijdens de winterzonnewende, enkele dagen voor Kerstmis of zelfs tijdens de lente-equinox, rond Pasen, als het begin van het nieuwe jaar. De groep liep langzaam rond het monument en Mara voelde zich aangetrokken tot een rustig plekje aan de rand van de stenen. 

Mara strekte haar hand uit om het koude oppervlak aan te raken en voelde die vertrouwde tinteling, alsof de steen echo’s van eeuwenoude stemmen bevatte. Op dat moment kon ze zich bijna voorstellen dat ze in een ander leven was beland, hier onder dezelfde sterren, terwijl ze deel uitmaakte van een festival dat drie dagen duurde. Een zachte stem sprak naast haar en verbrak haar dagdroom:

“Zoek je iets?” Geschrokken opende Mara haar ogen en zag een vrolijk ogende jongen van ongeveer haar leeftijd naast haar staan. Hij droeg een donkergroene sjaal en hield een klein notitieboekje in zijn hand.

‘O, ik… ik denk dat ik alleen maar aan het dagdromen was,’ zei Mara met een ongemakkelijke glimlach. ‘Over hoe het duizenden jaren geleden zou zijn geweest.’

De jongen knikte veelbetekenend. “Ik heb hetzelfde gevoel.” Het is alsof de stenen vol met herinneringen zitten, nietwaar?

“Ja!” antwoordde Mara, opgelucht dat ze hier iemand vond die het begreep. “Ik heb het gevoel dat als ik maar hard genoeg luister, ik misschien iets hoor.”

De jongen glimlachte. ‘Heb je de oude overtuigingen leren kennen? De oude mensen die bomen, rivieren en zelfs stenen aanbaden? “Ze geloofden dat alles leefde en dat alles een geest of een energie had.”

Mara knikte en herinnerde zich wat de gids had gezegd. “Ik voelde hetzelfde op de stenen thuis, in Nederland.”

De ogen van de jongen waren groot van verbazing. “Hebben jullie in Nederland ook dit soort stenen?”

“Ja, ze heten ‘Hunebedden’ en ze zijn niet zo beroemd als Stonehenge, maar nog steeds erg oud. ‘Misschien kenden de mensen die deze ‘megalitische bouwwerken’ bouwden en de mensen die jouw ‘Hunebedden’ bouwden elkaar, of hadden ze dezelfde overtuigingen, misschien deelden ze zelfs hun kennis van de sterren en de seizoenen met elkaar”

Mara’s gedachten gingen op hol: “Wat als al deze oude locaties deel uitmaakten van een netwerk, zoals Oma Liesbeth had gezegd, en de mensen die ze bouwden hetzelfde begrip van de wereld hadden gedeeld?” “De jongen stopte zijn notitieboekje in zijn zak en keek haar grijnzend aan: ik heb het gevoel dat mensen zoals jij en ik de herinnering levend moeten houden, vind je niet?” “Om te begrijpen wat de stenen betekenen.” 

Hij liet haar een ​​kleine edelsteen zien, glad gesleten door de tijd, gevangen in een delicate zilveren halsketting. ‘Hier, neem dit,’ zei hij. “Ik heb het hier een paar jaar geleden gevonden.” “Het is een roze kwarts of ‘hartsteen’, een symbool voor ‘verbinding’ – een herinnering dat deze plaatsen allemaal met elkaar verbonden zijn, net zoals wij.” 

Mara pakte de steen en voelde de warmte ervan in haar hand. Ze sloot haar vingers eromheen en keek op, maar de jongen was al verdwenen in de mist die Stonehenge plotseling omringde. Ze wist niet of ze hem ooit nog zou zien, maar toen ze de steen in haar zak stopte, voelde ze een dieper gevoel van verbondenheid dan ooit tevoren.

Terwijl ze terugliep naar de bus, voelde Mara zich vol inspiratie. Ze zou deze verbindingen, deze symbolen en verhalen volgen, waar ze ook heen leidden. Ze wilde begrijpen hoe mensen van zo lang geleden zoveel over het Universum hadden geweten en hoe ze naar de wereld hadden kunnen luisteren op manieren die nu verloren leken.

Ze ging op haar stoel in de bus zitten en staarde nog eenmaal naar de stenen van Stonehenge. Ze voelde hun aanwezigheid, alsof ze nog een keer naar haar keken en haar aanmoedigden om te blijven zoeken. 

Hoofdstuk 4: Stenen over de hele wereld

Terug in haar kamer, omringd door kaarten, boeken en een notitieboekje boordevol schetsen, voelde Mara hoe de stukjes in elkaar begonnen te passen. Haar onderzoek naar megalithische structuren over de hele wereld had een fascinerend patroon blootgelegd. 

Terwijl ze elke plek in kaart bracht, ontdekte ze dat er nog minstens 1350 grotere Hunebedden in Noord-Duitsland waren, op dezelfde manier opgesteld als in Drenthe, in dezelfde lijn geplaatst als in Drenthe, net achter de natuurlijke heuvel grens, de Hondsrug. 

Naast de beroemde stenen van Stonehenge, waren er de Carnac-stenen in Frankrijk, duizenden verweerde stenen opgesteld in mysterieuze rijen over de velden. 

In Engeland, Ierland en Frankrijk werden ze ‘Dolmen’ genoemd, maar er waren nog honderden afzonderlijk staande enorme stenen, van een ontzagwekkende grootte, die men ‘Menhirs’ noemde. Ondanks hun prachtige verschijning werden ze herinnerd als in ‘Asterix en Obelix’, Galliers uit Frankrijk, waar Obelix een van deze Menhirs nonchalant rond draagt, wachtend op iemand ‘om een ​​steen naar te gooien’. 

Mara dacht aan een andere tekenfilm: ‘The Flintstones’, een gezin dat in het stenen tijdperk leefde, en in een auto van steen reden, met stenen wielen, maar Fred en Barney moesten hun auto met hun voeten aantrappen en verplaatsen.

Mara glimlachte en dacht terug aan haar kindertijd, toen ze een pretpark hadden in Assen waar je met je voeten trappend op de pedalen je eigen ‘autootje’ kon besturen. 

Mara keek op haar mobiel naar een oude tekenfilm van de Flintstones en zag hoe een grote Dinosaurus met een lange nek Fred en Barney hielp in de steengroeve, door met zijn bek de stenen op te tillen, alsof hij een grote kraanwagen was. Mara moest eerst lachen, maar vroeg zich toen af ​​hoe ze deze Dinosauriërs associeerden met het stenen tijdperk, alsof Dino’s niet waren uitgestorven, lang voordat Fred en Barney opdoken. 

Mara bleef zoeken naar meer informatie en ontdekte dat Dinosauriërs waren uitgestorven door een komeet die ongeveer 66 miljoen jaar geleden in Utah, in Amerika, was neergestort. Prehistorische mensen zoals de Neanderthalers waren holbewoners die in grotten leefden, jagers en verzamelaars met niets anders dan knotsen of speren. Zij leefden rond 40.000 jaar voor Christus, aan het einde van de laatste ijstijd, waar ze tenminste 1000 jaar overleefden in ijskoude omstandigheden en een besneeuwde omgeving, voordat de ijskappen begonnen te smelten, totdat zij uiteindelijk ook uit stierven. Het duurde ruim 40.000 jaar voordat de moderne mens of de ‘Homo Sapiens’ in Nederland arriveerde, ongeveer 5000 jaar voor Christus. 

Mara bleef kijken of er stenen waren buiten de kusten van Europa en ze ontdekte de ene wonderbaarlijke plek na de andere: van steencirkels in Senegal, doelgericht en met ongelooflijke precisie op de rode aarde gerangschikt, tot de gigantische beelden van Rapa Nui, stenen standbeelden met gezichten, als een rij van zeven reuzen, uitkijkend over de zee. alsof ze andere mensen verwachten, terwijl ze zich op een eiland in het midden van de Grote Oceaan bevonden, losgekoppeld van alle andere mensen.

Toen kwam ze enkele van de laatste ontdekkingen tegen: verzonken ruïnes voor de kust van Griekenland, met prachtige pilaren en volledige vloeren van mystieke mozaïek, gelegd in oude patronen, alsof ze de bodem van de Middellandse Zee ermee wilden versieren.

Terwijl ze de markeringen op haar kaart bestudeerde, mompelde ze: “Nou, iemand is gewoon vergeten de punten met elkaar te verbinden…”

Hoofdstuk 5: Grootvaders Reuzen

Mara had gehoord dat Oma Liesbeth een deel van haar familie stamboom had onderzocht en nu was ze vastbesloten om zelf ook op onderzoek uit te gaan . Ze bleef naar de stippen op haar kaart kijken, markeerde de stenen in heel West-Europa en ze bleef deze stippen met elkaar verbinden, totdat ze zou begrijpen welk verhaal ze haar probeerden te vertellen.

Het weekend daarop stelde Mara’s moeder voor om haar grootouders te bezoeken, die in een klein huisje aan de rand van de Hondsrug woonden. Haar grootvader was de beheerder van een aantal hunebedden en verzorgde het land eromheen. 

Mara’s hart maakte een sprongetje toen ze hem buiten zijn huisje zag staan. Hij zag er net zo stevig uit als een Drentse eik, met een vriendelijk, ruig gezicht en groot van gestalte.          In de middag liepen ze samen door de velden en bezochten de nabijgelegen hunebedden. Toen ze de grootste bereikten, raakte Mara de koele steen aan en stelde zich voor hoe reuzen ze zouden hebben gebouwd. 

“Opa,” zei Mara, zich tot hem wendend, “Heb jij ooit die verhalen over de reuzen geloofd?” 

Opa glimlachte en zijn ogen knepen zich samen in lachrimpeltjes. “Oh, absoluut.” Toen ik jong was, vertelde mijn grootvader me de legende van ‘Ellert en Brammert’- twee reuzen die in Drenthe leefden, niet duizenden jaren geleden, maar wel honderdduizenden jaren geleden!”, aldus de legende. Hij gebaarde naar de hunebedden en zijn stem werd zachter, alsof hij een geheim deelde. “Ellert en Brammert waren niet zomaar reuzen. Zij waren beschermers van het land. “Vroeger geloofden mensen dat ze over Drenthe waakten en het land beschermden als levende wachttorens.”

Mara’s ogen werden groot van verbazing: “Wat is er met hen gebeurd?”

“Nou,” grinnikte hij, “volgens de legende zijn ze hier nog steeds, in ons geheugen of in onze herinneringen. Over de stenen waken, wachtend op iemand die zich hun verhalen nog herinnert. “Misschien wel iemand zoals jij, Mara.”

Ze liepen verder en terwijl ze dat deden, deelde Mara haar idee over het nagaan van haar stamboom, om te zien wie hun overgrootvaders en moeders waren. Opa keek haar trots aan. “Onze familie is al heel lang in Drenthe en ik zou je de namen kunnen geven van mijn vader en moeder en hun voorouders.” Dan zouden we samen naar Assen kunnen gaan, naar het Archief van Drenthe en zij zullen je helpen met onze stamboom. 

Die avond, terwijl Mara thuis achter haar bureau zat, begon ze aan haar stamboom, beginnend bij haar grootvader en teruggaand tot zover ze kon. Ze had het gevoel dat elke naam die ze toevoegde een nieuwe steen was in haar eigen verbinding met het verleden. Terwijl ze de lijnen van haar voorouders volgde, vroeg Mara zich af hoe ze haar interesse in de prehistorie verder zou kunnen uitbreiden, om verder te kunnen zoeken naar het verband tussen de Grote Stenen.

Hoofdstuk 6. Het Verhaal van Bartje

Het was een frisse ochtend toen Mara en haar opa bij het Drents Archief aankwamen.     Het imposante gebouw leek bijna op haar te wachten, vol beloftes van oude verhalen en verloren herinneringen. Samen liepen ze door de grote deuren naar binnen, waar de geur van oud papier en inkt haar meteen terugbracht naar haar kindertijd, toen ze met haar oma boeken las.

“Hier, Mara,” zei haar opa zacht terwijl hij naar een beeld wees. “Kijk eens wie daar staat.” “Ken je hem?”

Mara fronste en keek naar het kleine standbeeld. Het was een jongen, zijn pet stevig op zijn hoofd, met een vastberaden blik in zijn ogen. “Wie is dat?” vroeg ze nieuwsgierig.

“Dat is Bartje,” zei haar opa met een glimlach. “Hij is hier in Drenthe bijna een legende, maar tegenwoordig weet bijna niemand meer wie hij was, behalve één ding: hij ‘bidt niet voor bruine bonen’.”

Mara moest lachen. “Bidt niet voor bruine bonen?” “Waarom niet?”

Haar opa ging op een bankje zitten en klopte naast zich. “Kom eens zitten, dan vertel ik je zijn verhaal.” “Het is iets wat mijn opa mij ooit vertelde toen ik zo oud was als jij nu.”

Mara ging naast hem zitten, haar blik gefixeerd op het standbeeld. Opa begon zijn verhaal.

“Bartje leefde lang geleden, in een tijd waarin mensen hier in Drenthe hard moesten werken om rond te komen. Het gezin van Bartje was arm; zijn vader was landarbeider en werkte dagenlang op het veld voor de grote boeren. Ze hadden bijna nooit genoeg te eten, en wat ze wél hadden, waren vooral bruine bonen. “Altijd maar bonen,” zei hij met een knipoog. “Soms deden ze er een beetje stroop overheen, zoals wij dat nu met pannenkoeken doen, om het wat smaak te geven, maar verder?” “Niks, geen vlees, geen luxe.”

Mara knikte. “Dat klinkt zwaar.”

“Dat was het ook,” zei haar opa ernstig. “Na een lange dag werken”, beloofde Bartjes moeder zijn vader een stukje spek bij de bonen. Dat was heel bijzonder, want dat spek kregen ze misschien maar één keer per week. Bartje, die blij was met de belofte van iets bijzonders, ging aan tafel zitten en schepte de borden vol bonen voor iedereen. “Maar toen het tijd was om te eten, kreeg alleen zijn vader het spek, want hij had immers het hele veld gewerkt.”

Mara voelde een lichte frons op haar gezicht. “En Bartje kreeg niets?”

“Niets,” bevestigde haar opa. “En toen vader begon met het gebed, zoals ze altijd deden voor het eten”, weigerde Bartje. Zijn vader keek hem streng aan en zei: ‘Je moet bidden, Bartje.’ “Maar weet je wat Bartje toen zei?”

Mara schudde haar hoofd, al licht grinnikend.

Opa leunde naar haar toe en zei met een lage stem: “Hij zei: ‘Ik bid niet veur bruune boon’en!’”

Mara barstte in lachen uit. “Hij durfde dat echt te zeggen?”

“Jazeker,” zei haar opa met een glimlach. “En dat heeft hem een plek in onze geschiedenis gegeven” “Hij was een symbool voor onafhankelijkheid, voor het hebben van een eigen stem, zelfs in moeilijke tijden.”

Mara keek opnieuw naar het standbeeld van Bartje, zijn houding trots en onverzettelijk. “Ik denk dat ik hem wel begrijp,” zei ze zacht. “Hij wilde niet buigen voor iets waar hij niet in geloofde.” “Dat is best moedig.”

Haar opa knikte. “Precies.” En dat is iets wat je hier in Drenthe vaak ziet. De mensen zijn misschien bescheiden, maar ze zijn sterk, en ze houden vast aan hun principes. “Net als Bartje.”

Mara glimlachte en stond op. Terwijl ze verder liepen naar de archiefzaal, voelde ze zich dichter bij de geschiedenis van Drenthe dan ooit. Bartje was niet zomaar een verhaal; hij was een herinnering aan de kracht van eigenheid en volharding, iets wat ze mee wilde nemen in haar eigen zoektocht.


Hoofdstuk 7.  Aan tafel bij oma

Na hun bezoek aan het Drents Archief en het standbeeld van Bartje, reden Mara en haar opa naar oma’s huis, waar de geur van bruine bonen en spek hen al bij de voordeur begroette. Maar glimlachte. “Oma maakt altijd eten dat ruikt naar vroeger,” zei ze zacht.

Aan tafel stond een grote pan met dampende bruine bonen, spek, uien en een flinke lepel mosterd in het midden. Terwijl oma opschepte, keek Mara haar nieuwsgierig aan. “Oma, hoe was het eigenlijk om arm te zijn?” Opa vertelde vandaag over Bartje, en ik probeer me voor te stellen hoe het was om altijd maar bonen te eten.

Oma lachte terwijl ze haar lepel neerlegde. “Ach kind, arm zijn betekent niet alleen weinig hebben, maar ook creatief moeten zijn.” Weet je wat ik daar altijd aan doet denken? Het verhaal van de steensoep.”

Mara keek haar oma met grote ogen aan. “Steensoep”? “Hoe maak je dat?”

“Dat zal ik je vertellen,” zei oma met een knipoog. “Lang geleden, in een dorp ergens ver weg, kwam er een arme man die niets bij zich had behalve een paar stenen.” Hij was hongerig en had geen eten, maar hij had wel een idee. “Hij zette een grote pan met water op het vuur, gooide daar de stenen in, en ging toen naar de buurvrouw.”

‘Wat doet u daar?’ vroeg de buurvrouw.

‘Ik maak steensoep,’ zei de man trots. ‘Maar het zou nog beter smaken met een beetje zout.’

De buurvrouw bracht hem een beetje zout. Maar terwijl ze keek hoe de man roerde, zei ze: ‘Misschien kan een ui ook geen kwaad.’ En zo bracht ze hem een ui.

“En weet je wat er toen gebeurde, Mara?” vroeg oma met een glimlach. Mara schudde haar hoofd, helemaal opgezogen door het verhaal.

“De man ging van deur tot deur, en elke buur bracht wel iets mee voor de soep—een wortel hier, een aardappel daar, en een takje peterselie”. “Uiteindelijk had hij een grote pan vol heerlijke soep, en het hele dorp at mee.”

Oma keek Mara aan met een twinkeling in haar ogen. “Zie je, meisje?” Arm zijn betekent niet dat je niets hebt. “Het betekent dat je leert om samen te werken, om van weinig iets moois te maken.”

Mara nam een hap van haar bonen en dacht na over het verhaal. Ze keek naar haar opa en oma, die tevreden zaten te eten, en voelde een warmte door zich heen stromen. Misschien was arm zijn inderdaad niet het ergste—zolang je mensen om je heen had die een steentje wilden bijdragen.

“Oma,” vroeg Mara, terwijl ze een hap nam, “was de soep vroeger echt altijd zo dik als pap?”
Oma lachte. “Ach, meisje, vroeger hadden we niet veel, maar de soep, of beter gezegd de pap, was zó dik dat de lepel rechtop bleef staan.” Dat noemen we een breipot”. 

“Geen klontjes, en altijd met een stevige lepel erbij!”
Opa knikte en voegde eraan toe: “Dat was ons geheim: de soep moest niet alleen vullen, maar je ook warm houden—van binnen én van buiten.”
Mara glimlachte terwijl ze luisterde. Het voelde alsof ze niet alleen naar een maaltijd keek, maar naar een heel leven vol wijsheden en warmte.


Oma lachte terwijl ze wat mosterd aan de bonen toevoegde. “Vroeger was het toch anders, maar.” Toen stond de breipot midden op tafel. We hadden geen borden, geen kommen, alleen lepels. “En iedereen at uit dezelfde pot.”

“Uit dezelfde pot?” vroeg Mara verbaasd. “Met z’n allen?”

“Ja,” zei oma, terwijl ze haar schouders ophaalde alsof het de normaalste zaak van de wereld was. “En als je een klont in je pap vond—en die waren er altijd—dan spuugde je hem gewoon terug.” “Zo ging dat toen.”

Mara probeerde het uit te lachen. “Oma!” “Echt waar?”

Oma knikte met een ondeugende glimlach. “Echt waar, meisje.” “Niemand keek ervan op.” Je moest gewoon goed roeren voordat je begon. “Dat was de truc.”

Opa leunde achterover in zijn stoel en voegde er droogjes aan toe: “En als je geluk had, spuugde iemand anders jouw klontje er weer uit.” “Zo bleef de pap in beweging.”

Ze barsten alle drie in lachen uit, en Mara dacht aan hoe eenvoudig, maar ook hoe gezellig het vroeger moet zijn geweest. Ze kon zich voorstellen dat de klontjes in de pap, hoe onsmakelijk ook, net zo goed deel uitmaakten van de verhalen die van generatie op generatie werden doorgegeven.


Oma keek naar Mara terwijl ze een hap nam van de dampende bonen. “Weet je, Maar,” zei ze met een zachte glimlach, “of je nou pap kookt in een breipot of soep met stenen maakt, het belangrijkste ingrediënt is altijd liefde. “Zonder liefde smaakt niets echt goed.”

Mara keek haar oma aan en voelde een warmte die niets met de soep te maken had. “Koken met liefde,” herhaalde ze zacht. “Dat maakt alles beter, hè?”

Hoofdstuk 6. Naar Griekenland, op zoek naar de verloren wereld van Atlantis

Mara kneep haar ogen tot spleetjes toen de mediterrane zon weerkaatste op de golven en een zachte gloed over de rotsachtige kustlijn wierp. Eindelijk was ze in Griekenland, omringd door de geur van olijfbomen en het zoute water van de turquoise blauwe zee. Naast haar zat haar vriendin Elena – een mede-studente archeologie, die ze tijdens haar studie had ontmoet – te staren over dezelfde zee, met dezelfde opwinding die Mara voelde.

Het had maanden van planning gekost, maar ze waren eindelijk aangekomen in Griekenland, vlak bij de ruïnes waar Mara over had gelezen, overblijfselen van een stad die lang onder water had gelegen. Het deed haar beseffen hoeveel van de geschiedenis nog steeds niet ontdekt was, hoeveel er nog verborgen was, vlak onder de oppervlakte, op de bodem van de zee of diep in de grond.
Ze waren hierheen gekomen om te duiken in de buurt van een eeuwenoude ondergedompelde plek, waarvan wordt beweerd dat het deel uitmaakte van een vroegere Griekse beschaving die de inspiratie vormde voor de ‘Legende van Atlantis’. Schrijvers uit de oudheid als Plato, hadden Atlantis beschreven als een geavanceerde samenleving, een groot eiland vol grote tempels en stenen wegen, nu verborgen onder eeuwenlange getijden. 

Mara raakte gefascineerd door de legendes van Griekenland, terwijl ze door pagina’s met boeken over mythologie en oude geschiedenis bladerde. Verhalen over goden en reuzen vulden haar geest en weefden verbanden die ze instinctief wilde onderzoeken. In de Griekse overlevering hadden ooit reuzen, eenogige Cyclopen en Titanen over de aarde gezworven, afstammelingen van Gaia, Moeder Aarde, en Kronos, de oorspronkelijke vader van de Hemel. Het deed haar denken aan de Drentse legenden, de verhalen die haar grootvader haar had verteld over de reuzen die de Hunebedden bouwden.

Maar wat haar het meest fascineerde was het verhaal van Poseidon en het mythische eiland Atlantis. Volgens oude verslagen was Atlantis een grootse beschaving, geavanceerd en machtig, geregeerd door Poseidon, de God van de zee. Maar de mensen van Atlantis, trots en stoutmoedig, hadden de goden boos gemaakt, en het hele eiland werd verzwolgen door de zee – een paradijs dat verloren ging onder de golven.

Ze las met aandacht en merkte vermeldingen op van het eiland Ogygia, waar Odysseus gevangen werd gehouden door de nimf Calypso. Sommige schrijvers associeerden Ogygia met het midden van de Atlantische Oceaan, ver van Griekenland, terwijl anderen beweren dat het een verborgen eiland in de Middellandse Zee zelf zou kunnen zijn. Haar geest tolde van de mogelijkheden. Zouden er nog sporen van Atlantis of een andere verloren beschaving zijn, om ontdekt te worden onder de zee?

Deze fascinatie had haar naar Griekenland gebracht, vergezeld door haar vriendin en mede-archeologie student Elena. Samen hadden ze een duik dichtbij de kust geregeld, waar ze dachten dat een deel van een oude stad onder de golven lag.

De mediterrane zon schitterde op het water terwijl ze hun duikerspak aan trokken, en de meiden giechelden van opwinding. Terwijl ze in de zee onder doken, was Mara onder de indruk van de stille, blauwe wereld die zich voor haar uitstrekte en het enige geluid was het langzame ritme van hun ademhaling. Mara volgde haar gids naar de zeebodem, waar vage contouren van stenen constructies uit het zand en het zeewier begonnen te verschijnen.                             Ze keek vol ontzag naar de vormen die duidelijker werden: stenen zuilen die half begraven lagen, gebeeldhouwde treden die nergens heen leidden, fragmenten van aardewerk in het slib van de zeebodem.

Op de zeebodem lagen prachtige mozaïeken vloeren, gemaakt van kleine stukjes geglazuurde steen, in prachtige patronen en sprekende kleuren. Her en der stonden stenen pilaren schuin in de zeebodem weggezakt, als de vergeten helden van Griekenland, overblijfselen van een wereld die ooit welvarend was geweest. .

Haar blik viel op een mozaïek dat half in het zand was begraven. Ze veegde wat slib weg en onthulde een ingewikkeld ontwerp van golven en slangen – symbolen die haar deden denken aan Poseidon en de legendes van de zee. Het mozaïek leek te glinsteren onder haar aanraking, alsof het verhaal van Atlantis onder haar vingers pulserende als de echo van een hartslag uit het mythische Rijk. 

Toen ze weer boven water kwamen, raasden Mara’s gedachten. Er was een deel waar de ruïnes over de rotsen van het eiland lagen, met een stenen trap die ze uit het water leidde alsof de tegenwoordige Poseidon het speciaal zo had ingericht, alsof het een zwembad was, en om de mensen van deze tijd uit te nodigen om een kijkje te nemen naar deze onderwaterwereld. 

Terwijl ze uitkeek over de Griekse kustlijn, wist Mara dat haar reis nog lang niet voorbij was. Elke plaats die ze had bezocht leek op een hoofdstuk in een boek dat ze aan het samenstellen was: een verhaal dat haar familie, haar erfgoed en de mysteries van de antieke wereld met elkaar verbond.

Hoofdstuk 7. Herinneringen aan het Verleden

Een paar jaren later ging Mara naar een rollenspel in het dorp, waar ze een verhaal hadden gemaakt over de ‘Reus van de Hunebedden’. Ze was blij dat ze niet langer de enige was die het idee deelde dat Hunebedden mogelijk door ‘Reuzen van Mensen’ waren gebouwd.

Mara’s aandacht wordt meteen gevangen door het jonge meisje in het stuk, waar ze ‘de geest van de Reus’ ontmoet:

De Reus knielde voorzichtig neer, zodat zijn gezicht op gelijke hoogte was met het jonge meisje : ‘Nou, hallo daar, kleintje,’ mompelde hij, met een stem zo diep als de aarde zelf. “Wat brengt jou bij mijn stenen?”

Mara stamelde: “Jouw stenen?”

Het gelach van de reus klonk opnieuw en galmde door de lucht. “Ja, mijn stenen!” Ik heb ze eeuwenlang bewaakt en dat doe ik nog steeds! Ik sta bekend als Grundle, en lang geleden heb ik met mijn eigen twee handen geholpen om deze stenen hier te plaatsen. Grundels glimlach was vriendelijk en zijn massieve rechterhand rustte zachtjes op een van de grotere stenen. Hij keek het meisje even onderzoekend aan en gromde zachtjes, goedkeurend:     “Jij bent anders”, zegt hij, “de meeste mensen komen hier alleen maar even kijken en gaan dan meteen weer weg”.

“Daar word ik nogal verdrietig van”, vervolgt Grundle, “Het voelt alsof we niet eens de moeite waard zijn om naar te kijken, om even bij ons stil te staan, alsof we al die monumenten in Drenthe voor niks hebben gebouwd.”

“Zelfs als we ze gebruikt zouden hebben als begraafplaatsen, dan moesten we daarvoor toch meer gerespecteerd worden, of zelfs meer gewaardeerd worden, dan alleen maar als een stapel stenen?”

Grundle lijkt te begrijpen dat het niet Mara’s schuld is en dat zij er hetzelfde over denkt: 

“Maar jij… jij voelt de stenen, jij luistert!” Mara klaarde op, zittend op de rand van haar stoel, terwijl ze naar het toneelstuk keek: “Ja, ik heb het gevoel dat ze iets te zeggen hebben, iets verborgens dat niemand heeft kunnen vinden”, zei de Mara op het podium.

De reus knikte goedkeurend. ‘Je hebt gelijk, meisje. De stenen bevatten herinneringen en verhalen van lang geleden, en sommige van die verhalen gaan over mijn verwanten – de reuzen. “Wil je er een horen?” Mara knikte gretig, haar ogen groot van opwinding:

“Vele, vele jaren geleden,” begon Grundle, “zwierven er reuzen door dit land. We waren een machtig volk, sterk en wijs. Het was duidelijk dat we niet allemaal mannen waren. Samen met onze gigantische vrouwen en reuzenkinderen, trokken we over het land, over bergen en dwars door moerassen. “Ja, zelfs door zeeën, zo groot waren wij eens!”  

Plotseling duikt er bij Mara een herinnering op, toen ze als klein kind op de schouders van haar eigen vader zat. Hoewel haar vader een kleine man was, had ze het gevoel dat hij een reus was. Mara herinnerde zich de vreugde van ‘geweldig zijn’, groter zelfs dan de rest van de mensen. Haar vader liet haar een kijkje op de wereld zien, op een manier die ze als jong kind nog niet eerder had gezien, en er verschijnt een warme glimlach op haar gezicht, terwijl ze aan dat epische moment terug denkt. 

“We leefden in harmonie met de natuur en hadden een bijzondere band met de aarde, maar ook met de zon, de maan en de sterren”, vervolgt Grundle geduldig. “Omdat we zo groot waren, konden we naar de sterren reiken en de zon was als een vader voor ons, overdag, en ‘s nachts waakte de Maan als een moeder over ons, toen we lagen te slapen. 

Weemoedig kijkt Grundle even in de verte, terugdenkend aan  die oude tijden, lang voordat er kleine mensen op aarde rondliepen: “Mijn grootvader was een van de grootste reuzen van allemaal.” Zijn naam was Bodin, een reus die zo groot was, dat zijn hoofd langs de wolken streek, en zijn kracht was ongeëvenaard.  “Maar hij stond bekend om meer dan alleen zijn formaat; hij was een beschermer van het land, een bouwer van de Hunebedden en een verhalenverteller.”

“Bodin geloofde dat stenen van de Hunebedden een bijzondere kracht hadden.” Hij leerde ons om ze in, van tevoren bepaalde cirkels, rijen en vormen te plaatsen, evenwijdig aan de sterren die er boven stonden. We gebruikten deze stenen om belangrijke plaatsen te markeren en om de veranderingen van de seizoenen aan te geven, door ze op één lijn te plaatsen met de zon en de maan, en tenslotte waren de stenen bedoeld als monument, om degenen te eren die eerder waren gekomen, onze voorouders”

Grundle gebaart naar het Hunebed op het toneel, dat van schuimrubber is gemaakt:          “Deze stenen hier zijn de enige bewijzen van ons bestaan en onze erfenis”. Mara’s ogen fonkelden: ‘Geloofde Bodin dat de stenen ‘geesten’ hadden?’

“Oh, inderdaad,” zei Grundle plechtig knikkend. “De stenen dragen de herinneringen in zich”. Elk van hen bevat een klein stukje van ons verhaal, een klein stukje van onze essentie. Als een reus met stenen bouwt, laat hij een deel van zichzelf achter. “Bodin geloofde dat onze geest door deze stenen zou voortleven.” 

Mara stelt eindelijk haar brandende vraag: “Maar hoe is het mogelijk, dat zoiets solide als een steen, wat al eeuwen op dezelfde plaats ligt, zoiets vluchtigs en onzichtbaars als herinneringen en de geest van de reuzen kan vasthouden?” 

Bodin grinnikt, omdat hij de vraag had verwacht en blij is,dat Mara hem stelt: hij probeert Mara uit te leggen waarom het mogelijk is dat zoiets hards als een rots, gedurende een lange periode zoveel energie kan bevatten: “Je hebt waarschijnlijk wel eens gehoord van Einsteins formule van E=MC in het kwadraat?, vraagt ​​hij. 

Mara kijkt bezorgd, omdat ze er inderdaad wel over gehoord heeft tijdens wiskunde, maar nog steeds niet begrijpt wat het betekent: “Heeft het iets met de ruimte te maken?”, vraagt ​​ze zenuwachtig. “Heel goed!” zegt Grundle, want hij wil haar belonen voor haar nieuwsgierige vragen; “maar we kunnen dezelfde formule ook op de stenen toepassen; het betekent dat de E van Energie en de M van de Massa hetzelfde zijn!” 

Energie beweegt namelijk met de snelheid van het licht, net als een vallende ster, met 300.000 kilometer per seconde! “De energie in de steen beweegt als het ware in het midden van de grote of kleine steen, maar dan twee keer zo snel als de snelheid van het licht!”

“Het betekent, dat hoe groot de massa of hoe groot de stenen ook zijn, deze net zoveel energie bevatten en zelfs twee keer zoveel energie bevatten, als een vallende ster!”              “De stenen bevatten ongelooflijk veel energie, en je hebt maar een klein steentje nodig om toch twee keer zoveel energie te bevatten, als de energie van een vallende ster!” 

De mensen in het publiek beginnen opgetogen tegen elkaar te mompelen, als in een gezamenlijke – aha beleving – ,want de meesten van hen begrijpen de formule eindelijk zelf, dankzij de uitleg van Grundle.

Mara antwoordt op haar eigen verbaasde manier: “Dan… zou het kunnen dat de stenen een soort oude energie generatoren zijn of opslagplaats voor energie?” 

Grundle klapt in zijn handen van opwinding: “Dat is een briljant idee, kleintje, maar laten we dat aan de wetenschap overlaten, om het te onderzoeken”!

Het toneelstuk pauzeert en het publiek kan wat drinken halen aan de bar, terwijl ze opgewonden over de voorstelling praten, maar Mara zit nog steeds in haar stoel en probeert het hele idee van haar gevoelens voor de stenen te bevatten. Voor het eerst in haar leven, voelt ze zich niet dom, om gevoelens te hebben voor zoiets ‘doods als een steen’, terwijl ze zich de fluistereringen herinnert van de stenen hoorde, door de tijd heen gereisd met de verdubbelde snelheid van het licht. 

Ze voelt aan het kleine, roze kwarts steentje aan haar ketting en voelt het vertrouwde, warme gevoel van het gevoel van verbondenheid en universele liefde opnieuw door haar heen stromen. 

Het publiek komt inmiddels terug van de pauze en het toneelstuk gaat verder, terwijl Mara met een enorm warm gevoel van geborgenheid verder kijkt:

De Mara in het toneelstuk vraagt aan Grundle waar de reuzen woonden: Grundle antwoord opgewekt, blij dat er iemand naar zijn verhalen wil luisteren: “We leefden het liefst in grotten, om ons te beschermen tegen de kou en de wilde dieren”.                     

“Maar toen de kleine mensen kwamen, was het een goede schuilplaats om ons te verbergen, want de kleine mensen waren bang voor ons en begrepen ons niet”.     

Hij boog zich dichterbij, zijn stem zacht. “Je hebt toch wel eens gehoord dat reuzen angstaanjagend zijn, nietwaar?” Mara knikte, en herinnerde zich de verhalen van reuzen in sprookjes die als angstaanjagend en wreed werden afgeschilderd. Grundle legt met zachte stem uit: “Zie je, mijn kind, het is dezelfde formule: Hoewel je klein bent, heb je dezelfde hoeveelheid energie als een reus, zelfs twee keer zoveel als ik!” 

“Dus toen de kleine mensen kwamen, kwamen ze als groep en daarmee vermenigvuldigen ze die energie alsof het een groep reuzen was!”

“‘Zelfs een klein mannetje kan een reus verslaan, gewoon door een steen naar hem te gooien, omdat die kleine steen twee keer zoveel kracht heeft als die van een reus!”

“Dus op een dag begonnen de reuzen te verdwijnen.” De wereld veranderde en de kleine mensen vergaten ons of zeiden dat we alleen in sprookjes bestonden. “Alleen onze stenen bleven over, herinneringen aan de tijd dat we door dit mooie land liepen.” Deze steen hier, bevat niet alleen ‘de geest van Bodin’, maar van alle reuzen die voor en na hem kwamen.  Hij koos deze plek, lang voordat men het Drenthe noemde. Hij koos het vanwege de rust, de schoonheid en de sterren, die hier ‘s nachts het helderst schijnen.’

Mara keek naar de ontzagwekkende Grundle op: “Betekent dit, dat als ik hier bij de stenen ben, dat ik dan verbonden ben met de geest van de reuzen?”

“Ja,” zei Grundle, met een eerbiedige stem: “Elke keer dat je deze steen aanraakt, maak je verbinding met mijn verwanten en met de verhalen uit het verleden. “En door deze plek te eren, word jij ook onderdeel van het verhaal ervan.” 

Grundle glimlachte, met een droevige maar vredige blik in zijn ogen: “Het is lang geleden dat iemand zo luisterde als jij, Mara.” “Mijn tijd hier was maar kort, maar nu weet ik dat de stenen veilig zijn bij jou.” 

Mara denkt alweer verder en haar gezicht betrekt: “Zal ik je ooit nog zien?” Grundles glimlach wordt nog zachter: “Elke keer dat je op bezoek komt, zal ik hier zijn, in de verhalen en in de herinneringen die jij met je meedraagt!”

Grundle staat op om te vertrekken: “Blijf jij maar doorgaan met het stellen van die ‘domme’ vragen, Mara, ‘vragen staat vrij’ en onthoud: er zijn geen domme vragen, alleen domme antwoorden!” Grundle loopt van het podium af en werpt Mara nog een laatste warme blik toe met het geluid van een naderende donderslag in de verte, als hij het podium verlaat.

Mara zit op een kleinere steen op het podium en zegt hardop tegen zichzelf:  “Nu begrijp ik waarom een ​​’hart van steen’ niet koud is, en waarom een gewone steen net zo kostbaar is als een edelsteen, als een roze-kwarts of als een robijn, omdat het twee keer zoveel licht bevat als een vallende ster en twee keer zoveel warmte bevat als de zon!” 

Hoofdstuk 8: Het Geschenk van de Hartsteen

Mara liep door het rustige dorpje Rolde en sloeg rechtsaf bij de Middeleeuwse Jacobuskerk, in de richting van de ‘Tweeling Hunebedden – D17 en D18 – die evenwijdig naast elkaar stonden, als stille metgezellen. Hoewel een van de stenen bijna verwoest was, had hij een stille kracht, alsof hij nog steeds iets kostbaars bewaakte.
Mara herinnerde zich de jongen die ze in de buurt van Stonehenge had ontmoet, een geestverwant met heldere ogen die haar de roze kwarts steen had gegeven, tot een druppelvorm gepolijst en in een eenvoudige ketting gezet. Mara had hem sindsdien gedragen en vond troost in de warmte en de herinnering aan haar korte vriendschap.
Achter de kerk lag een oude begraafplaats, bedekt met grafstenen, die teruggingen tot het jaar 1879, waarvan Mara nu wist, dat deze niet zomaar vlak bij de Hunebedden waren geplaatst. Terwijl Mara de D17 links van haar passeerde, voelde ze een subtiele aantrekkingskracht richting de afbrokkelende stenen van D18. Ze knielde neer bij de stenen en haar vingers volgden het ruwe, met mos bedekte oppervlak. Het was hier, bijna vergeten tussen de verwoeste stenen, dat ze de energie van haar ‘Hartsteen’ voelde resoneren.          Ze voelde hoe de roze quartz even zacht gloeide, pulserend van warmte, alsof die de stille kracht van haar hart en die van de Hunebedden om haar heen, leek te weerspiegelen.

Haar lieve Grootvader was inmiddels al jaren overleden, maar door haar herinnering voelde het, alsof hij toch bij haar was en nog steeds achter haar stond, bij alles wat ze deed:  zijn stem zweefde in haar gedachten, zacht maar zeker. “Mara… je hebt goed geluisterd, je bent klaar om het te begrijpen:”

“De Hartsteen” is als een brug, Mara. Een brug van verbinding tussen het verleden en de toekomst, van wat bekend is en wat nog bekend moet worden. “Een onzichtbare brug die mensen van alle leeftijden op verschillende plekken, over de hele wereld, met elkaar verbindt”.
De twee Hunebedden of de “Tweeling” voelde als een herinnering aan de verbindingen die we met ons meedragen en tegelijkertijd als een belofte, aan de banden die nog moeten komen. 
Toen Mara haar ogen weer opende, voelde ze een intens gevoel van vrede over zich heen komen. Ze wist nu dat haar Hartsteen meer was dan een aandenken; het was een geschenk, een erfenis die door generaties en afstanden werd gedeeld, een verbinding, als een brug tussen twee werelden.

Hoofdstuk 9. Terugkeer naar de Hunebedden

Er waren jaren verstreken, maar Mara’s verbondenheid met het land, de stenen en de verhalen die ze met zich meebrachten, waren nooit vervaagd. Ze had vele reizen gemaakt door haar werk als archeologe en nu keek ze naar de ansichtkaarten die ze bewaard had, van al die verschillende plaatsen. Over de hele wereld was er eigenlijk niemand die haar kon vertellen, waar de stenen precies bedoeld voor waren, behalve dat ze allemaal in verband stonden met de zon, de maan en de sterren. 

Ze had de stippen op de kaart met elkaar verbonden, maar dit riep alleen maar meer vragen op: het was nog steeds een raadsel hoe er op Paaseiland reusachtige stenen tonden, met gezichten erin gegraveerd, alsof het echte reuzen waren, midden in de Grote Oceaan op het eiland – dat eigenlijk Rapa Nui heet – . Aan een kant van het eiland stond een prachtige geformeerde rij van zeven reuzen, die met hun gezichten naar de zee staarden alsof ze nog steeds stonden te wachten, tot iemand ze kwam halen. Op de heuvels van de bergen lagen nog eens duizend reuzen verspreid, alsof ze in de gauwigheid waren achtergelaten. 

Met hun lichamen half in de grond gezakt, lagen ze schots en scheef over het landschap verspreid met verongelukte gezichten, schijnbaar doelloos daar geplaatst, als een kerkhof voor reuzen. Een andere groep archeologen had er onlangs een paar uitgegraven en nu was gebleken dat er in de grond van de bergen de resten van hun lichamen verstopt waren. Ze waren er niet willekeurig geplaatst, maar doelbewust waren enorme vierkante gate uitgegraven om de reuzen in te plaatsen. 

De wetenschap dacht altijd dat de stenen rond 1500 voor Christus waren gemaakt door de eerste Polynesische mensen daar, maar een andere archeologe die aan bodemonderzoek deed, vond zaden van de bananenplant, die daar meer dan 3000 jaar geleden door andere mensen waren gebracht, omdat je een banaan moet planten en deze niet zo maar in de vorm van zaadjes kan komen aanwaaien over de Grote Oceaan.

De oorspronkelijke bevolking noemen de stenen ‘Moai’ en gelooft dat de stenen de ‘geest’ van hun voorouders bevat. Dat gaf Mara voldoende bevestiging om op zoek te gaan naar het verband en haar onderzoek te staken. Ze wist nu wat de verbindende factor van de stenen was: het hart van de mensen die ze gebouwd hadden.

Nu was ze terug, over de bekende Drentse paden, maar met een heel bijzonder iemand aan haar zijde: haar kleinzoon Levi. De ochtendzon filterde door de bomen, terwijl Mara hem langs het kronkelende pad leidde dat ze zo goed kende. Levi’s kleine hand pakte die van haar stevig vast, terwijl zijn ogen groot van opwinding werden, terwijl hij naar de gigantische stenen van de Hunebedden in Rolde staarde, dezelfde stenen die ooit haar eigen hart en verbeelding hadden veroverd.

“Oma, zijn dit de Hunebedden waarover je me vertelde?” vroeg hij met een stem vol verwondering, “Zijn dit de bedden waar de reuzen in slapen?”

Mara glimlachte en knikte. “Ja, Levi, dit zijn de eeuwenoude stenen die hier al duizenden jaren liggen te slapen.” “Ze zijn gebouwd door hele grote mensen die hun families wilden herdenken en hen dichtbij wilden houden, zelfs nadat ze er niet meer waren.” 

Levi keek nadenkend, alsof hij over het idee nadacht. Hij liet haar hand los en benaderde de Hartsteen, dezelfde steen waar ze ooit de aanwezigheid van Bodin, de beschermende reus, had gevoeld. Mara knielde naast hem neer: “Sluit je ogen even, Levi”, fluisterde ze. ‘Luister goed, als je heel stil bent, hoor je misschien het gefluister van de mensen die hier lang geleden waren.’

Levi sloot zijn ogen en fronste zijn voorhoofd, alsof hij heel hard probeerde om te luisteren, om iets te horen: “Ik denk dat ik iets heb gehoord, Mama. “Het was heel zachtjes, als een klein liedje.”

Mara’s hart zwol van vreugde: “Ik denk dat je gelijk hebt, Levi.” “De stenen hebben hun eigen lied: een herinnering die ze graag delen, met degenen die willen luisteren.”Ze bleven een tijdje in stilte bij elkaar zitten, terwijl het zachte gezoem van het bos en het geritsel van de wind als een oud slaapliedje om hen heen zweefden. 

Terwijl de zon hoger opkwam en een warme gloed over de stenen wierp, voelde Mara opnieuw dat gevoel van een diepe vrede in zich neerdalen. Ze was de cirkel rond, terug naar de stenen waar haar reis was begonnen, en nu kon ze die erfenis doorgeven aan haar kleinzoon. Terwijl Mara op stond, pakte ze Levi bij de hand en samen begonnen ze terug te lopen over het pad, de hunebedden achter zich latend. Met een gelukkige glimlach op zijn gezicht, kneep Levi in ​​haar hand en Mara voelde een liedje in zichzelf omhoog borrelen: “Zullen we een liedje zingen, Levi?”

‘Ergens over de regenboog, ergens heel hoog, daar is een plaats waar wij van dromen, ergens in sprookjesland, daar vliegen blauwe vogels, daar woont de ooievaar, en die vertelde mij, dat de dromen waar jij over droomt, som ook echt waar kunnen worden,…echt waar…’

“Dus eigenlijk, Oma,” zei Levi, “zijn de Hunebedden een soort hart dat blijft kloppen, zolang wij maar naar ze blijven luisteren?” Mara keek hem aan, met tranen in haar ogen, en knikte. “Precies, jongen.” “Dat is precies wat ze zijn”.